“Het is duidelijk dat er iets moet veranderen in de zorg”, vertelt Pons. “De druk op de SEH’s neemt toe, wachtkamers zijn overvol, er is uitval van zorgpersoneel en tarieven staan onder druk. We zullen de zorg dus anders moeten organiseren en daarvoor moeten we innovaties doorvoeren. De zorg moet niet alleen qua tijd en geld efficiënter worden, maar ook qua werkplezier en patiënttevredenheid.”
Drie grote moeilijkheden
Grofweg zo’n 70 procent van de zorginnovaties mislukt. Het ontwikkelen en implementeren van een zorginnovatie is moeizaam, erkent Pons. “Dat heeft eigenlijk 3 grote redenen. De eerste ligt buiten de zorgprofessionals, maar is wel echt belangrijk, en dat is de software. Geef iemand een iPhone of een elektrische auto, en hij snapt binnen een half uur hoe de basis werkt. Maar software binnen digitale zorgsystemen zitten soms zo dramatisch in elkaar dat je het na weken of maanden nog niet snapt. Zo’n omgeving motiveert niet om ermee te werken.”
Een tweede punt is dat het veranderen van gedrag altijd lastig is. Veel zorgprofessionals werken al jaren op dezelfde manier, en het vraagt energie en tijd om het anders te gaan doen. “Je verandert alleen als je moet, of als je wil. Mensen die willen veranderen krijg je wel makkelijk mee, maar als het moeten wordt, dan gaat het een stuk moeilijker. Toen we in coronatijd ineens moesten videobellen of dingen via Teams moesten doen, was er veel weerstand – bij mij zelf ook. Met als gevolg dat je niet gaat uitzoeken hoe het werkt en de weerstand groter wordt. Dat helpt niet.”
Een derde punt zit in vertrouwen. Een zorgprofessional moet er op kunnen vertrouwen dat het systeem goed werkt, data op de juiste plek terecht komen en bijvoorbeeld dat waardes ook kloppen. “Digitale middelen om vitale waardes te meten, zoals bijvoorbeeld bloeddruk, worden vaak eerst in twijfel getrokken. Zeker als die innovatie bij een commercieel bedrijf vandaan komt. Artsen moeten vaak eerst overtuigd worden dat de betrouwbaarheid goed is. Dat is niet onterecht, maar het kost tijd om dat vertrouwen te laten groeien.”
Kans op succes vergroten
Toch zijn er zeker zorginnovaties die succesvol zijn in de praktijk. Om dat te bereiken moeten alle partijen van begin tot eind betrokken zijn bij het ontwikkelen van de innovatie. “Patiënt, zorgverlener, instelling, mantelzorgers, gemeente, financiers, leveranciers en ga zo maar door. Van alle belanghebbenden moet duidelijk zijn wat voor hun de waarde is van de innovatie. Gedurende het hele traject moet je dat blijven meten. Knelpunten en valkuilen kan je dan vooraf ontdekken en ondervangen. Als er maar één partij is die afhaakt, dan wordt het meteen een moeilijker verhaal. Het kost veel tijd en maakt het traject complexer, maar je kunt dit beter doen vanaf het begin dan dat je aan het eind ontdekt dat het niet werkt. Als zorginnovaties niet aanslaan komt dat vaak mede omdat dit traject niet goed wordt doorlopen”, aldus Pons.
Goed voorbeeld
Een voorbeeld van een succesvolle zorginnovatie is de virtuele thuiszorg bij de Lelie Zorggroep. Door deze aanvulling op de reguliere thuiszorg is er 12% meer capaciteit ontstaan. Deze besparing in kosten en in tijd geeft ruimte om in betere zorg voor meer mensen te investeren. Pons: “Dat zijn mooie cijfers, en ook de zorgverleners en patiënten zijn er heel tevreden over. Op alle fronten dus een succes, en inmiddels zien ook de twijfelaars de meerwaarde ervan”. Een belangrijke tip die Pons wil meegeven aan iedereen die te maken krijgt met een zorginnovatie. “Ga het maar eens gewoon doen. Probeer je weerstand opzij te zetten. Ervaar hoe het werkt, en als je het na 10 keer nog niks vindt, dan kun je kijken of het anders kan. Maar meestal valt het reuze mee.”