Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Eetstoornissen in de huisartsenpraktijk

fediverbeek
Praktische, klinisch georiënteerde samenvatting voor huisartsen over herkenning, diagnostiek, risico’s en behandeling van eetstoornissen, inclusief AN, BN, BED en ARFID.

Verstoord eetgedrag varieert van streng beperken van inname tot terugkerende eetbuien. Bij een eetstoornis staat preoccupatie met gewicht, eten en lichaamsbeeld op de voorgrond en raakt het functioneren thuis, op het werk en sociaal ontregeld. Lichamelijke complicaties en psychische belasting zijn frequent. Vroege herkenning in de eerste lijn helpt verslechtering te voorkomen en versnelt toeleiding naar passende zorg.

 

Eetprobleem of eetstoornis?

Een eetprobleem veroorzaakt hinder maar leidt niet direct tot ontwrichting; het kan echter doorgroeien naar een eetstoornis, waarbij het dagelijks functioneren duidelijk beperkt raakt. Tijdige bespreekbaarmaking is zinvol, ook bij twijfel.

Lees ook deze casus over een tiener met een eetprobleem.

 

Somatische en psychosociale gevolgen

Eetstoornissen gaan vaak gepaard met:

  • duizeligheid, bradycardie, hypotensie, hypothermie;
  • elektrolytstoornissen (o.a. hypokaliëmie), hartritmestoornissen;
  • gastro-intestinale klachten, gebitsschade, menstruatiestoornissen, osteoporose;
  • schaamte, terugtrekgedrag, eenzaamheid, depressieve klachten.

De ziektelast is hoog en kan werk, studie, relaties en gezinsleven beïnvloeden. Sterfte komt voor, vooral bij anorexia nervosa (AN), mede door suïcide en somatische complicaties.

 

Gewichtsproblemen

Ondergewicht, overgewicht en gewichtsschommelingen kunnen afzonderlijk of samen voorkomen. Een eenzijdig voedingspatroon, frequent lijnen of eetbuien spelen hierbij een rol. Verwijs zo nodig naar een diëtist én beoordeel op onderliggend verstoord eetgedrag.

 

Typen eetstoornissen

Anorexia nervosa (AN)

Laag gewicht, intense vrees voor gewichtstoename en een verstoord lichaamsbeeld. Ernstinschatting bij volwassenen op basis van BMI (DSM-5). Lees meer over anorexia nervosa.

 

Boulimia nervosa (BN)

Terugkerende eetbuien met compensatiegedrag (braken, laxantia, vasten of excessief bewegen), gemiddeld ≥1×/week gedurende ≥3 maanden. Gewicht is vaak normaal. Lees meer over boulimia nervosa.

 

Eetbuistoornis (BED)

Terugkerende eetbuien zonder compensatiegedrag, gemiddeld ≥1×/week gedurende ≥3 maanden. Regelmatig samengaan met overgewicht of obesitas.

 

Vermijdende/restrictieve voedselinnamestoornis (ARFID)

Selectief of restrictief eetgedrag met onvoldoende inname, leidend tot gewichtsverlies of uitblijvende gewichtstoename, deficiënties of afhankelijkheid van supplementen/sondevoeding. Geen verstoord lichaamsbeeld.

 

Orthorexia nervosa

Orthorexia nervosa is een eetstoornis waarbij gezond eten een dwangmatige gewoonte wordt.
Wat begint als een streven naar een gezonde levensstijl, kan uitgroeien tot een obsessie die lichaam en geest uitput.

 

Ruminatiestoornis

Ruminatiestoornis is een weinig herkende eetstoornis waarbij voedsel herhaaldelijk wordt opgerispt en opnieuw gekauwd, zonder dat misselijkheid optreedt. De aandoening komt vaker voor bij kinderen, maar ook volwassenen kunnen ermee te maken krijgen.

 

Overige categorieën

Stoornissen die niet volledig aan bovenstaande criteria voldoen maar wel functioneren beperken, inclusief ESNAO/NAO, en minder frequent beschreven vormen zoals pica, nachtelijk eetsyndroom of bigorexia.

 

Oorzaken en risicofactoren

Ontstaan en instandhouding zijn multifactorieel:

  • Individuele kwetsbaarheid: familiaire belasting, perfectionisme (vaker bij AN), impulsiviteit (vaker bij BN/BED), laag zelfbeeld.
  • Levensgebeurtenissen: verlies, scheiding, misbruik, pesten, ongevallen.
  • Ontwikkeling: veranderingen in de puberteit, druk rond uiterlijk, sportcontexten met nadruk op laag gewicht of uiterlijk.
  • Gedrag/omgeving: herhaald lijnen, culturele rolmodellen en normering van slankheid.
    ARFID lijkt te berusten op een mix van sensorische, motorische, leer- en angstcomponenten.

Hormonale veranderingen zijn bij veel eetstoornissen betrokken. Lees hier meer over de rol van hormonale veranderingen bij eetstoornissen.

 

Prevalentie en presentatie in de eerste lijn

Eetstoornissen komen het vaakst voor bij jonge vrouwen, maar ook mannen en ouderen presenteren zich. In een normpraktijk zijn naar schatting enkele tientallen patiënten met een eetstoornis aanwezig. Presentatie is vaak niet-specifiek (moeheid, obstipatie, menstruatiestoornissen, duizeligheid, somberheid, slaapproblemen), ook bij normaal gewicht.

 

Vroege onderkenning en signalering

Let op:

  • restrictief eten, terugkerende eetbuien, compensatiegedrag;
  • frequente weging, lichaamschecken, verstoorde lichaamsbeleving;
  • excessief sporten, gebruik van laxeermiddelen/diuretica/dieetpillen;
  • sociale terugtrekking, schaamte, perfectionisme of faalangst.
    Partners, ouders, docenten, tandartsen en sportbegeleiders kunnen waardevolle signalen geven. Bespreek zorgen laagdrempelig en normaliseer het voeren van het gesprek.

Diagnostiek in de huisartsenpraktijk

Stap 1: anamnese en lichamelijk onderzoek

  • Eetpatroon, eetbuien, braken/compensatie, lichaamsbeeld, gewichtsgeschiedenis.
  • Medicatie en middelen; bij obesitas: vroege levensloop en hyperfagie.
  • LO: lengte, gewicht, BMI, pols, RR, temperatuur; regelmatige herhaling.
    Denk differentieel diagnostisch aan endocriene, gastro-intestinale, infectieuze en maligne oorzaken, en bij kinderen aan afbuigende groei.

Stap 2: aanvullend onderzoek

  • Laboratorium (ten minste eenmaal, en herhalen bij klinische veranderingen): Hb, leukocyten, elektrolyten (Na, K, Mg, fosfaat), nier- en leverfuncties, glucose; op indicatie TSH/fT4/rT3, vitamine-status, coeliakieserologie, amylase.
  • ECG bij ondervoeding of purgeren (QTc, tekenen van hypokaliëmie).
  • Groeicurven bij jeugdigen; reconstrueer longitudinale gegevens via JGZ.

DSM-5-classificatie

Stel de diagnose op basis van DSM-5-criteria voor AN, BN, BED of ARFID. Let op overlap en wisseling tussen stoornissen; een transdiagnostische blik helpt bij behandeling en terugvalpreventie.

Comorbiditeit

  • Somatisch: refeeding-risico bij gewichtstoename na ondervoeding; ritmestoornissen; gastro-intestinale problemen; botontkalking; bij BN extra risico’s door braken/laxantia; bij BED vaak obesitas-gerelateerde morbiditeit.
  • Psychiatrisch: depressie, angststoornissen (incl. OCD en PTSS), middelenmisbruik, persoonlijkheidsproblematiek, suïcidaliteit. Ondervoeding kan cognitieve traagheid, concentratieproblemen en sombere stemming uitlokken of versterken.

Behandeling en verwijzing

Doelen zijn herstel van eetpatroon en gewicht, normaliseren van lichaamsbeleving en aanpakken van psychische en sociale problematiek.

  • AN: medische stabilisatie, veilig hervoeden, ambulant of dagbehandeling waar mogelijk; klinische opname alleen bij medische/psychische decompensatie.
  • BN/BED: cognitieve gedragstherapie richt zich op eetpatroon, compensatiegedrag en overwaardering van gewicht/figuur.
  • ARFID: gedragstherapeutische benadering met geleidelijke exposure en responspreventie; multidisciplinair, vaak met diëtetiek en kinderarts.
    Verwijs naar gespecialiseerde ggz bij vermoeden van een eetstoornis, ernstige somatiek, snelle achteruitgang, suïcidaliteit of complexe comorbiditeit. Gebruik regionale samenwerkingsafspraken (huisarts–gb-ggz–s-ggz) en, waar beschikbaar, keuzehulpen gebaseerd op de zorgstandaard.

Monitoring en samenwerking

  • Plan regelmatige controles (gewicht, vitale functies, laboratorium waar nodig).
  • Evalueer behandeldoelen periodiek (minstens per 3 maanden; bij klinische trajecten frequenter).
  • Betrek naasten waar passend; zij signaleren vaak eerder verslechtering.
  • Herijk beleid bij uitblijven van herstel; bij langdurig beloop focussen op schadebeperking en kwaliteit van leven.

Communicatie met patiënt en naasten

Bespreek normaliserend maar duidelijk de risico’s, ook wanneer laboratorium of ECG nog geen afwijkingen tonen. Onderken schaamte en beperkt ziekte-inzicht; motiveer voor behandeling en verwijs tijdig. Verwijs patiënten naar betrouwbare voorlichting (bijv. patiënteninformatie afgestemd op de zorgstandaard).

BMI als richtlijn

BMI is bruikbaar als indicatie, met oog voor beperkingen (geen onderscheid tussen vet- en spiermassa; leeftijds- en sekseverschillen). Gebruik bij kinderen leeftijdsspecifieke percentielen en longitudinale groeicurven. Een enkele meting is minder informatief dan trendanalyse.

Preventie en vroege hulp

Versterk weerbaarheid, zelfwaardering en interpersoonlijke vaardigheden. Laagdrempelige (online) zelfhulp kan de drempel naar zorg verlagen, vooral bij patiënten die ambivalent staan tegenover behandeling.

Praktische handvatten voor de spreekkamer

Rode vlaggen voor spoedverwijzing

  • bradycardie, hypotensie, syncope, hypothermie;
  • snel gewichtsverlies, ernstige elektrolytstoornissen;
  • suïcidaliteit of ernstige psychiatrische decompensatie.

Wat u vandaag kunt doen

  • Leg contact en benoem zorgen zonder oordeel.
  • Weeg, meet vitale functies, bepaal basislab en maak ECG indien geïndiceerd.
  • Plan een kort vervolgmoment en maak een gezamenlijke aanpak zichtbaar.
  • Verwijs naar diëtetist en gespecialiseerde ggz waar passend; stem af met jeugdarts/kinderarts bij jeugdigen.