Duurzame inzetbaarheid is een groot en wellicht wat vaag begrip. Als Siegert er goed over nadenkt, beschrijft hij het als: het toerusten van een medewerker om op een fysiek en mentale gezonde manier te kunnen werken, gedurende de hele periode dat iemand op de arbeidsmarkt is, met alle veranderingen die daarbij horen. Maar eigenlijk is de beschrijving die in de Van Dale staat bij duurzaam treffend en alleszeggend: ‘slijtvast’.
“Er verandert van alles in het leven van mensen. Op fysiek gebied veranderen mensen, maar in verschillende levensfases worden er ook andere keuzes gemaakt. De medewerker moet gedurende al die tijd op een gezonde manier kunnen werken. De omstandigheden waarin je werkt zijn het meest bepalend voor of iemand kan werken of niet.”
Communicatie is key
De manier om dat te kunnen bereiken is op de eerste plaats goede communicatie. Door met elkaar te blijven praten weet je wat er speelt, wat iemand nodig heeft en hoe de manier van werken past bij die persoon. Dat gaat op voor het fysieke aspect, de mentale kant, maar ook de balans tussen werk en privé. Siegert: “Het gaat om continue afstemming. Wat heb je nodig van je medewerker, en wat heeft je medewerker nodig van jou. Wil iemand later beginnen, vroeger naar huis, tussendoor even weg? Daar zit de grote uitdaging; hoe stem je het werk zo af dat het voor beide partijen profijtelijk is?” Hij vergelijkt een arbeidsrelatie ook wel met een relatie tussen partners. “Het is echt een relatie die je aangaat, waarbij je oog moet hebben voor de lange termijn. Je moet elkaar leren kennen, in gesprek blijven over wat iemand vindt en denkt, hoe je zaken het beste organiseert en hoe je dat in stand houdt. Toon interesse in elkaar en zoek continu die afstemming. Je vindt het toch ook heel raar als je partner een week lang niet aan je vraagt hoe het met je gaat?”
Vertrouwen en waardering
Vertrouwen en waardering zijn daarnaast ook belangrijke factoren in duurzame inzetbaarheid. Autonomie maakt daar deel van uit: het zelf kunnen bepalen wat je doet op welk moment. “Bijna ieder mens wil een stukje verantwoordelijkheid dragen”, vertelt Siegert. “Niemand wil steeds een persoon over de schouder kijkt die zegt wat er moet gebeuren. Je wil iemand hebben die vertrouwen heeft in wat je doet, die dat waardeert en dat ook uitspreekt. Dat iemand blij is dat je er bent en blij is met je bijdrage. Dat je weet dat je belangrijk bent en dat wat je doet belangrijk is. Daar gaat het over. Dat maakt het verschil waarom de een met uitgezaaide kanker wel kan werken, en de ander met een ingegroeide teennagel niet.”
Werkgeluk is overschat
Werkgeluk is daarentegen minder belangrijk voor duurzame inzetbaarheid dan vaak wordt gedacht. “Een mens moet werken om te kunnen leven. Als je dat kan doen in een omgeving waar je blij van wordt en met werk wat je het allerleukst vindt, dan is dat heel mooi. Maar zo is het niet altijd, het leven is soms ook gedoe. Als je tevreden bent met wat je doet en het vol kunt houden op een manier die bij je past, dan is dat goed. Te veel zoeken naar werkgeluk kan je in de weg staan.”
Wantrouwen
De duurzame inzetbaarheid staat vooral onder druk door een gebrek aan vertrouwen. “Artsen hebben weinig ruimte om de bedrijfsvoering te doen zoals ze zelf willen, want ze zijn aan alle kanten gebonden aan regels waar ze aan moeten voldoen.”, stelt Siegert. “Kijk naar zorgverzekeraars. Zij willen bijvoorbeeld dat alles vastgelegd, geregistreerd en verantwoord wordt. Dat is niet werken vanuit vertrouwen. Veel van de eisen waaraan artsen moeten voldoen komen niet primair van hen zelf, maar vanuit de wet- en regelgeving. De bewegingsvrijheid wordt beperkt. Dat heeft gevolgen voor de duurzame inzetbaarheid van artsen, praktijkhouders en van iedereen in de zorg. We moeten dat echt anders organiseren en terug naar de basis van vertrouwen. Wees aardig voor elkaar en praat met elkaar. Dat haalt een hoop zwaarte weg.”