Wat is ventrikelfibrilleren?
Ventrikelfibrilleren, ook wel kamerfibrilleren genoemd, is een ernstige hartritmestoornis waarbij de hartkamers chaotisch samentrekken. Dit leidt tot een plotselinge hartstilstand omdat het hart geen bloed meer rondpompt. Bij een normaal hartritme verspreidt de elektrische prikkel zich gelijkmatig van de boezem naar de kamers, wat zorgt voor een effectieve samentrekking van het hart. Bij ventrikelfibrilleren ontstaan er echter talloze kleine, ongecoördineerde elektrische prikkels in de hartkamers, waardoor deze niet meer efficiënt kunnen samentrekken. Het resultaat is een stilstand van de bloedsomloop.
Hartstilstand en acute interventie
Bij het ontstaan van ventrikelfibrilleren stopt het hart direct met kloppen, wat binnen 10 seconden leidt tot bewusteloosheid door zuurstoftekort in de hersenen. Reanimatie en het gebruik van een AED (automatische externe defibrillator) zijn essentieel om de hartfunctie te herstellen. De elektrische schok van de AED kan de chaotische prikkels resetten en het normale hartritme herstellen. Tijdige interventie is cruciaal, omdat elke seconde telt om hersenschade en overlijden te voorkomen.
Oorzaken van ventrikelfibrilleren
Verschillende onderliggende aandoeningen en factoren kunnen ventrikelfibrilleren veroorzaken. De meest voorkomende oorzaken zijn:
- Hartinfarct: Dit is de meest voorkomende oorzaak, vooral wanneer er schade aan de hartspier optreedt.
- Ventrikeltachycardie: Een snelle hartslag vanuit de kamers, die kan overgaan in fibrilleren.
- Cardiomyopathie: Aandoeningen van de hartspier die de elektrische geleiding kunnen verstoren.
- Hartfalen: Verhoogt het risico op elektrische instabiliteit in het hart.
- Medicatiebijwerkingen: Sommige medicijnen kunnen hartritmestoornissen uitlokken.
- Erfelijke ritmestoornissen: Zoals het lange-QT-syndroom, Brugada-syndroom en CPVT.
- WPW-syndroom: Een aangeboren afwijking die tot hartritmestoornissen kan leiden.
- Zuurstoftekort en elektrolytstoornissen: Een laag kaliumgehalte kan de prikkelgeleiding in het hart verstoren.
Diagnostische onderzoeken
Om de oorzaak van ventrikelfibrilleren te achterhalen, kunnen verschillende diagnostische tests worden uitgevoerd. Deze onderzoeken helpen bij het identificeren van de onderliggende problemen en zijn nuttig bij het bepalen van de verdere behandeling.
Onderzoeksmethoden
- Inspanningstest: Kan hartritmestoornissen uitlokken die niet in rust zichtbaar zijn.
- Holteronderzoek of eventrecorder: Hiermee kan het hartritme langdurig worden gemonitord om afwijkingen te detecteren.
- Hartkatheterisatie: Wordt uitgevoerd om vernauwingen in de kransslagaders op te sporen, die mogelijk de oorzaak zijn.
- Elektrofysiologisch onderzoek (EFO): Dit onderzoek helpt om de locatie en aard van de ritmestoornis vast te stellen.
- Erfelijkheidsonderzoek: Bij verdenking op een erfelijke ritmestoornis, zoals het lange-QT-syndroom, kan genetisch onderzoek geïndiceerd zijn.
In gevallen waarin ventrikelfibrilleren kort na een hartinfarct optreedt, zijn deze uitgebreide onderzoeken vaak niet nodig omdat de oorzaak duidelijk is.
Behandelopties voor ventrikelfibrilleren
Ventrikelfibrilleren herstelt niet vanzelf; een elektrische schok met een defibrillator of AED is noodzakelijk om het hartritme te normaliseren. Nadat de acute fase is behandeld, richten de verdere behandelingen zich op het voorkomen van terugkerende episoden van ventrikelfibrilleren.
Preventieve behandelingen
- Medicatie (anti-aritmica): Wordt vaak voorgeschreven om het hartritme te stabiliseren.
- ICD (implanteerbare cardioverter-defibrillator): Dit is een inwendig apparaatje dat bij het optreden van ventrikelfibrilleren een stroomstoot geeft, waardoor het hartritme herstelt.
- Dotter- of stentbehandeling: Deze ingrepen worden toegepast bij vernauwingen in de kransslagaders om de bloedtoevoer te verbeteren.
- Ablatie: Hierbij wordt de bron van de ritmestoornis uitgeschakeld met behulp van radiofrequente energie.
In sommige gevallen, vooral wanneer ventrikelfibrilleren optreedt kort na een hartinfarct, is de kans op herhaling klein en kan verdere behandeling soms achterwege blijven.
Veelgestelde vragen
1. Wanneer moet een huisarts doorverwijzen bij vermoeden van ventrikelfibrilleren?
Bij vermoeden van ventrikelfibrilleren is directe doorverwijzing naar de spoedeisende hulp noodzakelijk. Dit is een levensbedreigende situatie die onmiddellijke interventie vereist.
2. Wat is de rol van een huisarts na succesvolle reanimatie van ventrikelfibrilleren?
Na succesvolle reanimatie zal de huisarts betrokken blijven bij de nazorg en het monitoren van de patiënt. Dit kan inhouden dat de patiënt wordt gecontroleerd op risicofactoren, zoals elektrolytstoornissen, en dat eventuele medicatie wordt ingesteld.
3. Welke preventieve maatregelen kan een huisarts bespreken met patiënten die risico lopen op ventrikelfibrilleren?
De huisarts kan leefstijladviezen geven, zoals stoppen met roken, een gezonde voeding en het beheersen van stress. Ook is het belangrijk om onderliggende aandoeningen, zoals hypertensie en diabetes, goed te behandelen.