Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

‘Huisartsen doen het beter dan ze zelf doorhebben in de verslavingszorg’

Rachel van de Pol

Een op de drie patiënten kampt met een middelenverslaving. Wat is de rol van de huisarts in deze complexe en diverse patiëntengroep? Verslavingsarts Thomas Knuijver geeft toelichting en advies.

Zo’n twee miljoen mensen in Nederland zijn verslaafd, een overgrote meerderheid aan legale middelen zoals alcohol, tabak en slaap- en kalmeringsmiddelen. Thomas Knuijver, verslavingsarts bij IrisZorg en docent aan het Radboudumc, legt uit waarom de huisarts een cruciale rol speelt in de behandeling van deze patiëntengroep.

Wat trekt u aan uw rol als verslavingsarts?
“Ik werk met hele leuke en complexe patiënten; ze dragen het hart op de tong. Ik kan daardoor veel verschillende soorten geneeskunde kwijt in mijn rol, van psychodiagnostiek tot medicamenteuze behandelingen. De zingevingsvraagstukken waar patiënten mee kampen, zetten me aan het denken. Daarnaast past de stijl van de zorg in de verslavingszorg bij me. Die is heel vlak, in ieder geval in mijn team. Ik luister goed naar de hulpverlener, en visa versa. We respecteren elkanders expertise.”

Op welke signalen moet een huisarts alert zijn bij (genees)middelenverslaving?
Deze vraag krijg ik regelmatig. Het makkelijke antwoord is: 1 op de 3 patiënten kampt met een verslaving, met alcohol en roken als grootste boosdoeners. Bij een differentiaaldiagnose van een klacht, moet een huisarts zich dus standaard afvragen: speelt middelengebruik hier een rol?

Het uitgebreide antwoord hangt natuurlijk af van het middel waar een patiënt aan verslaafd is. Meestal speelt bij verslaving een uiteenlopend scala aan fysieke, sociale en geestelijke problemen. Denk aan slaapproblemen, slecht gebit, uitvallen op werk, ondervoeding, relatieproblemen, verwondingen, infecties. Je hebt binnen deze patiëntengroep zorgmijders of patiënten die juist regelmatig voor hele andere klachten binnenkomen en niet (willen) weten dat hun klachten voortkomen uit middelenverslaving.

Wat is de rol van de huisarts in verslavingszorg?
“Groot! Zo’n tachtig procent van het behandeleffect zit in het contact met een patiënt. 1 op de 10 rokers stopt als de huisarts hierop aandringt. Tweederde van de patiënten in het ziekenhuis belandt daar ten gevolge van alcohol of roken. Wanneer een huisarts goed contact opbouwt met een patiënt, kan dit een groot verschil maken. Motivational interviewing speelt hier een belangrijke rol in.

Bij ernstige verslavingen is de kans op terugval zeer groot. Het is ook dan belangrijk dat een patiënt weet dat die bij de huisarts terecht kan, en dat het contact goed is, zodat de behandeling weer opgepakt kan worden.”

Er is een kleine groep patiënten die wel actief om hulp vraagt bij een huisarts. Wat voor factoren spelen hier een rol?
‘Empowered patients’ zitten over het algemeen niet in de verslavingsgroep. De vertraging tussen ernstig alcoholgebruik tot zorg is gemiddeld vijftien jaar. Hier spelen schaamte en de kracht van de verslaving een grote rol. Hulp vragen betekent immers dat je jezelf toegang gaat ontzeggen tot het middel dat jou in zijn greep heeft.

De mensen die wel zelf actief hulp vragen, zijn nogal eens door hun naasten gestuurd, bijvoorbeeld een partner of familie. De patiënt ziet geen andere uitweg meer. Media speelt ook een rol hierin. Ze hebben iets gelezen in de krant of een documentaire gezien, waardoor het kwartje valt.”

Wanneer verwijst een huisarts een patiënt door naar de verslavingszorg?
“Als een eigen stoppoging niet gelukt is. En bij bio-psycho-sociale problematiek.

Een verwijzing bij een rookverslaving naar de tweede-lijn-behandeling ligt helaas meer ingewikkeld. Ook al heeft deze verslaving enorme impact op de zorg, behandeling in de tweede-lijn is vooralsnog nauwelijks mogelijk, maar wel nodig. Hiervoor zou een betere verwijsstandaard moeten komen: bijvoorbeeld als drie stoppogingen bij de huisarts niet zijn gelukt, dan dient een patiënt doorgestuurd te worden naar verslavingszorg.”

U had het net over motivational interviewing, hoe gaat dat in zijn werk?
“Meestal komt een patiënt niet met de vraag: hoe kan ik van mijn ghb-verslaving komen? Die komt met een hulpvraag als gevolg van de verslaving, bijvoorbeeld: ik sta op het punt uit mijn huis gezet te worden. Hoe kan ik dit voorkomen?

Motiverende gespreksvoering lijkt op socratisch motiveren. Samen met de patiënt onderzoek je wat ervoor nodig is om niet uit huis gezet te worden. Wat heeft hij/zij hiervoor nodig? Wat is de patiënt bereid zelf daarin te doen? Je laat de patiënt zelf zijn conclusies trekken, en waarden formuleren. Als arts onderhandel je, bied je mogelijke zorg aan en functioneel je als spiegel. Zo stimuleer je in een gesprek motivatie tot verandering.”

Heb je nog een advies voor huisartsen hoe om te gaan met patiënten met verslavingsproblematiek?
“Breng patiënten waar je moeite mee hebt of die jou op een voetstuk plaatsen – “Jij bent echt een goede dokter, de eerste die mij écht helpt.” – in bij intervisie. Zo hoef je de last niet alleen te dragen, en blijf je scherp op je eigen handelen.”

U spreekt 9 juni aanstaande op het congres Praktische Huisartsgeneeskunde. Wat is uw boodschap?
“Mijn indruk van de huisartsenzorg is heel goed. Ten aanzien van verslavingszorg handelen huisartsen meestal onbewust bekwaam en soms onbewust onbekwaam. Verslaafden zijn over het algemeen complexe mensen die de arts-patiënt relatie enorm in het geding kunnen brengen. Wanneer een patiënt de verkeerde dingen wil, ben je geneigd de verkeerde dingen te geven. Ik vind het knap hoe huisartsen hierin handelen en in staat zijn op hun eigen beleid te reflecteren. Ik wil uitleggen waarom huisartsen het al zo goed doen en hoe ze het nog een beetje beter kunnen doen. Ik denk dat herkenning van grote waarde kan zijn.”

>> Meer informatie over het congres Praktische Huisartsgeneeskunde