Zeer vroeggeboren kinderen, geboren tussen de 28 en 31 weken zwangerschap, lopen verhoogd risico op ontwikkelingsproblemen. Dit varieert van motorische en cognitieve achterstanden tot taalproblemen en zintuiglijke beperkingen. Huid-op-huidcontact na de geboorte wordt wereldwijd aanbevolen als ondersteunende maatregel, maar de exacte effecten ervan op lange termijn zijn onderwerp van lopend onderzoek.
Onderzoeksvraag
Een team onder leiding van het Universitair Ziekenhuis van Trondheim onderzocht of onmiddellijk huid-op-huidcontact (SSC, van het Engelse skin-to-skin contact) bij zeer vroeggeboren kinderen invloed heeft op de neuroontwikkeling op peuterleeftijd. De studie werd uitgevoerd als een open-label, gerandomiseerde klinische trial en gepubliceerd in JAMA Network Open.
Opzet van het onderzoek
Deelnemers en methode
Tussen 2014 en 2020 werden 108 pasgeborenen gerekruteerd in drie Noorse ziekenhuizen. Alle baby’s waren tussen de 28 en 32 weken zwangerschapsduur geboren, wogen meer dan 1.000 gram en hadden minder dan 40% zuurstofondersteuning nodig bij geboorte.
De baby’s werden willekeurig toegewezen aan twee groepen:
- Interventiegroep: Twee uur huid-op-huidcontact met de moeder direct na geboorte.
- Controle: Standaardzorg met directe overplaatsing naar de couveuseafdeling.
Metingen
De belangrijkste uitkomstmaat was cognitieve ontwikkeling op 2 à 3-jarige leeftijd, vastgesteld met de Bayley-III ontwikkelingsschaal. Secundaire uitkomsten waren onder andere motorische en taalontwikkeling, borstvoedingsgedrag en ouderrapportages.
Resultaten
Cognitieve en motorische ontwikkeling
Er werd geen verschil gevonden in cognitieve ontwikkeling tussen de twee groepen. De gemiddelde cognitieve score was vrijwel gelijk: 99,6 in de SSC-groep en 99,4 in de standaardzorggroep. Ook op het gebied van motorische en taalontwikkeling waren de uitkomsten vergelijkbaar.
Het percentage kinderen met een score onder de klinische grenswaarden was nagenoeg gelijk: 51% in de SSC-groep tegenover 49% in de controlegroep.
Borstvoeding
De SSC-groep liet betere borstvoedingsresultaten zien. Bij ontslag uit het ziekenhuis kreeg 84% van deze baby’s borstvoeding, tegenover 67% in de standaardgroep. Na 12 maanden kreeg 44% van de SSC-groep nog steeds borstvoeding, tegenover 26% in de controlegroep.
Veiligheid en bijwerkingen
Er werden geen verschillen vastgesteld in complicaties of ongewenste bijwerkingen tussen beide groepen.
Interpretatie en implicaties voor de kliniek
Hoewel directe SSC geen aantoonbaar effect had op de neuroontwikkeling bij peuters, leverde het wel voordelen op voor de borstvoeding en mogelijk voor de ouder-kindrelatie. De resultaten sluiten aan bij eerdere bevindingen die wijzen op een versterkte emotionele band en minder stress bij ouders in de neonatale fase.
De onderzoekers concluderen dat grootschalige vervolgstudies naar neurocognitieve effecten niet noodzakelijk zijn. Wel pleiten zij voor brede toepassing van deze eenvoudige interventie binnen neonatale zorg, vanwege de praktische voordelen voor ouders en kind.