Wat is uw aanbeveling wat betreft minimale hoeveelheden fysieke activiteit per week voor volwassenen?
In Nederland bestaan diverse normen voor bewegen: de Nederlandse Norm Gezond Bewegen, (vijf dagen/week minimaal een half uur matig intensief bewegen); de Fitnorm (minstens drie dagen/week minimaal twintig minuten zwaar intensief bewegen); de Combinorm, de naam zegt het al, is een combinatie van voorgaande twee; de Beweegrichtlijnen 2017 van de Gezondheidsraad (minstens 150 minuten per week matig intensieve inspanning, verspreid over diverse dagen, langer, vaker en/of intensiever bewegen geeft extra gezondheidsvoordeel, met daarnaast minstens tweemaal per week spier- en botversterkende activiteiten, voor ouderen gecombineerd met balansoefeningen).
Zelf geloof ik veel meer in een op het individu gericht, specifiek op de onderliggende aandoening afgestemd programma, samengesteld door een hiervoor geschoolde fysiotherapeut met specifieke kennis van de ook vaak aanwezige (multi-)morbiditeit.
Wat kan de huisarts doen om patiënten duurzaam in beweging te krijgen?
De huisarts kan verwijzen naar Chronisch ZorgNet als het een patiënt met etalagebenen, COPD of hartrevalidatie betreft. Iemand ‘duurzaam in beweging krijgen’ is een zeer tijdrovende exercitie. Ik weet dat een aantal huisartsen hier zeer actief mee bezig is, maar om het door de huisarts als reguliere zorg aan te bieden staat op gespannen voet met de toch al drukke huisartspraktijk. Bij Chronisch ZorgNet zijn fysiotherapeuten aangesloten met verplichte aanvullende scholing op het gebied van PAV, COPD en/of hartrevalidatie, Motiverende Gespreksvoering, Stoppen met roken. Complementair aan het advies van de huisarts of POH-S gaan zij aan de slag en koppelen dat op gezette tijden terug.
Specifiek op het gebied van diabetespatiënten (DM type 2): wat zijn argumenten om hen in beweging te krijgen?
Het lijkt me niet dat ik als vaatchirurg daar de aangewezen expert voor ben. Overigens zijn er wel oriënterende gesprekken om te kijken of we vanuit Chronisch ZorgNet voor deze grote categorie patiënten iets kunnen betekenen. Probleem is dat er geen vergoeding in de basiszorg voorhanden is. Een misstand die niet snel genoeg kan worden opgelost.
Fysieke training bij perifeer arterieel vaatlijden (PAV) / claudicatio intermittens: kunt u iets zeggen over de effectiviteit van fysieke training (looptherapie) afgezet tegen de behandeling op basis van of endovasculair of chirurgisch ingrijpen?
Beide behandelopties zijn zowel op loopafstand als kwaliteit van leven vergelijkbaar. Na een endovasculaire behandeling wordt de loopafstand sneller vergroot (direct effect). Echter, bij gesuperviseerde looptraining wordt ook het niet aangedane been getraind, verbetert de conditie (cardio-pulmonale training), is er aandacht voor voeding en stoppen met roken, en worden patiënten met elkaar in contact gebracht. En dat voor 15% van de kosten.
Uit onderzoek blijkt dat een aanzienlijk deel van de patiënten dat in aanmerking komt voor gespecialiseerde revalidatie deze niet volgt. Wat zijn de oorzaken hiervoor?
Dat klopt, voor COPD is dat 4% en voor hartrevalidatie 11%. De afstand naar het ziekenhuis, de leeftijd en aanwezige co-morbiditeit blijken voorspellende factoren. Maar ook gebrek aan een herkenbaar en een kwalitatief goed revalidatietraject droeg daaraan bij.
Een positieve uitzondering is er ook! In 2017 kreeg maar liefst 87% van alle patiënten met etalagebenen in Nederland een traject ClaudicatioNet (=ChronischZorgNet/PAV) aangeboden. We hebben meer onderzocht, 5 jaar na het starten van een dergelijk traject blijkt 83% van de patiënten nog steeds vrij van interventie (dotter/chirurgie).
U bent een van de sprekers op het Jaarcongres Arts en Leefstijl op 3 april in Utrecht. Waar gaat uw lezing over?
Mijn lezing gaat over het belang van samenwerken. Hoe een daartoe opgeleide fysiotherapeut, waar nodig samen met een diëtiste, aangestuurd door de huisarts (POH-er) of een medisch specialist, gezamenlijk mensen aan het bewegen kunnen krijgen. Dat ze er gezamenlijk voor kunnen zorgen dat iemand stopt met roken, gezonder gaat eten, zich aansluit bij wandelgroepjes of andere activiteiten. Daar is organisatie voor nodig, scholing, een eenvoudige verwijsmogelijkheid (digitale zorgverwijzer) en een heldere ‘to the point’-terugkoppeling. Kortom, het belang van Chronisch ZorgNet.
U bent mede-auteur van het Handboek leefstijlgeneeskunde, hoofdstuk 12 Beweging. Kunt u aangeven waarom is dit boek relevant is voor zorgverleners die zich bezighouden met leefstijl?
Leefstijlgeneeskunde start bij de mens in plaats van de aandoening, de ziekte. Met het inzetten op leefstijlverandering en preventie voorkomen we operaties, medicatie, vroegtijdig verlies en daarmee verdriet. En we krijgen er een hoop voor terug: een betere kwaliteit van leven en de mogelijkheid om langer actief te participeren in de samenleving. Dit gebaseerd op 20 jaar ervaring met het structureel verwijzen van patiënten met etalagebenen naar bevlogen fysiotherapeuten. Het Handboek leefstijlgeneeskunde beantwoordt de vraag van geneeskundestudenten naar meer aandacht voor leefstijlgeneeskunde in de opleiding en vervult de behoefte van dokters die inzien dat wij ons hierin moeten verdiepen.
Gerelateerd
- Handboek leefstijlgeneeskunde (NIEUW)
- E-learning Voedingsadvisering bij mensen met diabetes type 2
- Jaarcongres Arts en Leefstijl 2020, gehouden op 25 september 2020 in Jaarbeurs Utrecht