De intra-epitheliale uitbreiding varieert van mild tot ernstig (CIN, graad 1–3) en full-thickness (carcinoma in-situ). Bij invasief plaveiselcelcarcinoom is er sprake van doorgroei in de basale membraan tot in het conjunctivale of corneale stroma. In de differentiële diagnose moet gedacht worden aan een pinguecula of een pterygium (figuur).
CIN 3 boven een benigne pinguecula van de conjunctiva.
OSSN is geassocieerd met de mate van UV-lichtexpositie. Andere risicofactoren zijn leeftijd, mannelijk geslacht, mutatie in het TP53-gen, immunospressieve aandoeningen, roken en HPV-infecties. Daarnaast is een verhoogd voorkomen van OSSN gezien bij hiv-positieve patiënten.
Behandeling
De behandeling bestaat primair uit chirurgische excisie, eventueel aangevuld met cryotherapie en/of lokale alkylerende oogdruppels (mitomycine-C, 5-FU). Topicale recombinant interferon alfa 2b is een effectief alternatief voor chirurgie en/of topicale alkylerende oogdruppels, met name voor OSSN met 360 graden limbale uitbreiding. Deze nieuwe therapie vermindert de kans op limbale stamceldeficientie en recidieven van OSSN. Bij invasief plaveiselcelcarcinoom kan aanvullende radiotherapie (uitwendig of brachytherapie) worden overwogen.
Kernpunt
|
Uit: Leerboek oncologie, hoofdstuk 31, Tumoren van de oogleden, ogen en orbita