Onderzoek van het LUMC onthult hoe genetische factoren de ontwikkeling van type 1 diabetes (T1D) beïnvloeden. Dit inzicht kan bijdragen aan een betere diagnose en gepersonaliseerde behandelingen voor T1D-patiënten.
Inzicht in de erfelijke aanleg bij type 1 diabetes
Type 1 diabetes (T1D) treft wereldwijd miljoenen mensen, waaronder ruim 100.000 Nederlanders. De ziekte ontstaat doordat het immuunsysteem de insulineproducerende bètacellen in de alvleesklier aanvalt. Hierdoor kan het lichaam geen insuline meer aanmaken, wat leidt tot schommelingen in de bloedsuikerspiegel. Hoewel insulinetherapie de gevolgen van de ziekte beheersbaar maakt, biedt het geen genezing. Recent onderzoek van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) werpt nieuw licht op de rol van erfelijke factoren bij het ontstaan en verloop van T1D.
De impact van bètacelstress op het immuunsysteem
Jarenlang werd gedacht dat T1D ontstaat door een fout in het immuunsysteem, waardoor het per abuis de eigen bètacellen vernietigt. Nieuw onderzoek laat echter zien dat de bètacellen zelf signalen afgeven die deze afweerreactie uitlokken.
Bètacellen zijn verantwoordelijk voor de productie van insuline en hebben een hoge werkdruk. Elke bètacel kan per minuut miljoenen insulinemoleculen aanmaken. Deze intensieve activiteit veroorzaakt stress, en wanneer de cel deze stress niet langer kan verwerken, stuurt hij onbedoeld een signaal uit dat het immuunsysteem activeert. Dit proces verklaart waarom sommige mensen een verhoogd risico hebben op T1D, terwijl anderen beschermd blijven.
Een genetische variant als beschermend mechanisme
Een specifieke genetische variatie in het insulinegen blijkt invloed te hebben op de gevoeligheid voor T1D. Onderzoeker René van Tienhoven ontdekte dat ongeveer 40% van de Nederlandse bevolking een genetische variant bezit die bètacellen helpt om stress beter te reguleren. Bij mensen met deze variant beschikken de bètacellen over een soort ‘ventiel’ waarmee ze overtollige stress kunnen afvoeren. Dit voorkomt dat de cellen een signaal uitzenden naar het immuunsysteem en zo het vernietigingsproces in gang zetten.
Hoewel deze genetische variant niet volledig beschermt tegen T1D, blijkt uit het onderzoek dat patiënten met deze variant een milder ziekteverloop hebben. Zij behouden vaak een klein aantal functionerende bètacellen, waardoor ze zelf nog enige insuline kunnen aanmaken en hun bloedsuikerspiegel beter kunnen reguleren. Hierdoor lopen ze een kleiner risico op complicaties zoals oogproblemen, nierfalen en hart- en vaatziekten.
Gepersonaliseerde behandeling op basis van genetisch profiel
De nieuwe inzichten over erfelijke aanleg en bètacelstress openen de deur naar meer persoonsgerichte behandelmethoden. Op dit moment wordt insulinetherapie universeel toegepast bij T1D-patiënten, maar dit neemt de oorzaak van de ziekte niet weg. Verschillende experimentele therapieën worden momenteel onderzocht om T1D te behandelen, maar de effectiviteit varieert sterk tussen patiënten.
Door patiënten te testen op de genetische variant in het insulinegen, kan beter worden voorspeld hoe zij op bepaalde therapieën zullen reageren. Dit kan helpen bij het kiezen van een behandeling die beter aansluit bij het individuele ziektebeeld. Daarnaast kunnen deze genetische inzichten bijdragen aan de ontwikkeling van nieuwe behandelmethoden, zoals eilandjestransplantatie en stamceltherapie.
Toekomstperspectieven: genetische aanpassingen en stamceltherapie
Het LUMC verricht op dit moment onderzoek naar eilandjestransplantaties, waarbij insulineproducerende cellen uit een donoralvleesklier worden geïmplanteerd bij patiënten. Door donoren te screenen op de beschermende genetische variant, kunnen onderzoekers voorspellen welke eilandjestransplantaties de beste overlevingskansen hebben.
Daarnaast wordt er gewerkt aan stamceltherapie, waarbij stamcellen worden omgezet in bètacellen. Op termijn zou het mogelijk kunnen worden om deze gekweekte cellen genetisch aan te passen, zodat ze de beschermende variant bevatten. Dit kan de overlevingskansen van de cellen vergroten en mogelijk leiden tot een langdurige oplossing voor T1D.
Hoewel deze technieken zich nog in een experimenteel stadium bevinden, bieden ze hoop voor de toekomst van T1D-behandeling. De inzichten van het LUMC-onderzoek dragen bij aan een beter begrip van de ziekte en bieden nieuwe aanknopingspunten voor het ontwikkelen van effectievere therapieën.
Veelgestelde vragen
1. Hoe kan genetisch onderzoek bijdragen aan de behandeling van T1D?
Genetisch onderzoek kan inzicht geven in de individuele aanleg van een patiënt voor T1D en de verwachte ernst van het ziekteverloop. Dit kan huisartsen helpen bij het adviseren van behandelopties en bij het identificeren van patiënten die baat kunnen hebben bij nieuwe therapieën.
2. Wat betekent deze genetische ontdekking voor de dagelijkse praktijk?
Op korte termijn kunnen huisartsen patiënten met T1D beter informeren over hun prognose en de mogelijkheden van gepersonaliseerde behandeling. Op langere termijn kunnen nieuwe behandelmethoden beschikbaar komen die beter aansluiten bij het genetisch profiel van een patiënt.
3. Is genetische screening op deze variant al mogelijk voor patiënten?
Op dit moment wordt genetische screening voor T1D nog niet standaard toegepast in de huisartsenpraktijk. Onderzoekers evalueren de toegevoegde waarde van deze test voor de klinische praktijk. In de toekomst zou dit een waardevolle aanvulling kunnen zijn bij de diagnostiek en behandeling van T1D.