Huisartsen leveren de programmatische zorg vaak via grootschalige zorggroepen, waarbij kaderartsen de inhoudelijke en logistieke ondersteuning verzorgen. De kaderhuisartsen GGZ zetten zich in voor de professionalisering van de psychische gezondheidszorg in de huisartsenpraktijk. Zij geven consultatie en coaching aan POH’s-GGZ, scholing aan AIOS, nascholing aan huisartsen/POH’s-GGZ en dragen bij aan de ontwikkeling en implementatie van standaarden en richtlijnen.
Geestelijke gezondheidszorg (GGZ) wordt in de huisartsenpraktijk geïntegreerd aangeboden met de somatische zorg. En dit is gegrond, want psychische problemen dienen zich vaak aan als lichamelijke klachten. Deze verwevenheid van lichaam en geest maakt GGZ tot een belangrijk onderdeel van de huisartsgeneeskunde. De GGZ verandert echter in hoog tempo. Er is een vloedgolf aan wetenschappelijke artikelen over psychologische of farmacotherapeutische interventies, er zijn nieuwe inzichten over ‘positieve gezondheid’, ‘positieve psychologie’, en over persoonlijk herstel na een psychische aandoening. Het beleidsjargon legt nu de nadruk op zelfmanagement, veerkracht en regie hebben, en ‘normaliseren’.
De psychologische interventies die niet specifiek voor een bepaald ziektebeeld zijn, maar gericht zijn op verbetering van kwaliteit van leven en herstel van vitaliteit, worden ook wel generieke interventies genoemd. Het gaat daarbij vooral om het versterken van de psychische draagkracht en het verminderen van stresserende factoren. Generieke interventies kunnen in de huisartsenpraktijk toegepast worden, mits er voldoende expertise en menskracht aanwezig is. Daarvoor worden praktijkondersteuners-GGZ (POH’s-GGZ) ingezet en de huisarts heeft de regie over de door POH’s-GGZ geboden psychologische zorg. Maar GGZ is een zeer breed kennisveld, dat zich voortdurend ontwikkelt en de POH’s-GGZ zijn bij lange na niet uniform geschoold. Hoe kan de huisarts deze verantwoordelijkheid waarmaken?
Ook de logistiek van de psychische gezondheidszorg is nogal onoverzichtelijk, sinds het stelsel uit drie echelons (huisarts en POH-GGZ, generalistische basis GGZ, gespecialiseerde GGZ) plus een wijkteam bestaat en de financiering van jeugdzorg bij de gemeenten is ondergebracht. Dit maakt dat er met nog meer partijen om de tafel moet worden gezeten om afspraken te maken. Wat betekent dat voor de huisarts? In elk geval moet hij zich goed verdiepen in al deze ontwikkelingen en extra tijd creëren voor overleg. Om voorgaande knelpunten te kunnen ‘tackelen’ zijn kaderhuisartsen GGZ in het leven geroepen.
In deze bijdrage bespreek ik achtereenvolgens de ontwikkelingen door sturing van de overheid, de impact hiervan op de taken van de huisarts, de functie van kaderhuisartsen in het algemeen, en specifiek de kaderopleiding GGZ en de rol en organisatie van de kaderhuisartsen GGZ. Tot slot volgt een korte bespiegeling op de toekomst van de huisartsgeneeskundige GGZ.
Invloed van het overheidsbeleid
De afgelopen twintig jaar is het beleid van de Nederlandse overheid erop gericht meer patiënten met psychische problemen binnen de eerste lijn te helpen, en minder in de dure tweedelijnszorg. In de periode 2000–2004 was er de ‘Stimuleringsregeling eerstelijns GGZ’. Toenmalig minister Borst gaf met een financiële injectie van 40 miljoen gulden een impuls aan verbetering van de kwaliteit van de eerstelijns GGZ. Vervolgens kwam de consultatieregeling, waarbij tweedelijns instellingen hun sociaalpsychiatrisch verpleegkundigen (SPV’ers) detacheerden naar de huisartsenpraktijk met als doel de kennis van huisartsen te vergroten. De huisartsen maakten gretig gebruik van deze regeling. In de praktijk betekende dit echter dat zij patiënten met psychische problemen overdroegen in plaats van de expertise van de SPV’er te gebruiken. Dat is ook niet zo verwonderlijk, want het consulttarief van huisartsen is absoluut niet toereikend voor psychologische interventies.
In 2014 introduceerde de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de financiering voor praktijkondersteuner-GGZ in de huisartsenpraktijk (POH-GGZ), en in 2016 werd deze fors uitgebreid. Vanaf nu is de huisarts zelf verantwoordelijk voor de behandeling van psychische klachten, en kan hij pas doorverwijzen als er sprake is van een in de DSM geclassificeerde stoornis.
Deze ingreep van de overheid leidt tot een grootscheepse implementatie van POH’s-GGZ in de huisartsenpraktijk en is een succesvolle strategie. Huisartsen moeten er wel tijd en werkruimte voor vrijmaken, en de verwachte werkdrukvermindering wordt niet waargemaakt. De psychische hulpvragen zijn toegenomen en de POH’s-GGZ hebben behoefte aan overleg over de problematiek waar ze tegenaan lopen of ze zijn nog onervaren en moeten gecoacht worden.
Gelijktijdig met de financiële stimulering van de huisartsgeneeskundige GGZ vindt budgettering van de psychiatrie plaats. Ook de opnamecapaciteit wordt sterk gereduceerd. Het gevolg hiervan is dat de gespecialiseerde GGZ de behandeltrajecten (DBC’s) van chronische psychiatrische patiënten afsluiten als er geen verbetering van het klinische beeld meer is te verwachten. De begeleiding van deze ‘stabiele’ patiënten wordt een nieuwe taak van de huisarts. Vinden de huisartsen zichzelf wel voldoende toegerust voor al deze hiervoor genoemde taken?
Regierol huisarts
Huisartsen hebben, ook in de GGZ, een poortwachtersfunctie. Zij bepalen of de patiënt in de praktijk behandeld kan worden of verwezen moet worden naar de generalistische basis GGZ (GBGGZ) of de gespecialiseerde GGZ (SGGZ). Als niet direct duidelijk is wat er aan de hand is, kunnen ze de POH-GGZ vragen om de problemen in kaart te brengen. Sommige huisartsen laten de triage en de verwijzingen echter aan de POH-GGZ over. En dat is verontrustend, want daarmee verliest de huisarts zijn regiefunctie en kan er een schot ontstaan tussen de somatische en de psychische zorg.
Het deskundigheidsniveau van de POH’s-GGZ loopt nog sterk uiteen: van pas afgestudeerde basispsycholoog tot zeer ervaren sociaalpsychiatrisch verpleegkundige (SPV’er). POH’s-GGZ, zeker de onervarenen, willen graag sparren over de problematiek waarmee zij te maken krijgen.
Taakuitbreiding
Alle ontwikkelingen doen in toenemende mate een appel op de huisartsen. Deze taakuitbreiding sluit echter niet naadloos aan bij de mogelijkheden van de huisartsen. De werkdruk is hoog en niet alle huisartsen voelen zich bekwaam in de psychiatrie. Bovendien vinden niet alle huisartsen dat begeleiding van chronisch psychiatrische aandoeningen tot hun takenpakket behoort. Kortom, er zijn nog enkele hiaten in de huisartsgeneeskundige GGZ, en hier ligt een belangrijke rol voor de kaderhuisartsen GGZ.
Bron: Bijblijven, Uitgave 8/2018
Beeld: zinkevych / stock.adobe.com