Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Hamstringblessure bij sporters

fediverbeek
Een hamstringblessure komt vaak voor bij sporters, maar kan ook ontstaan tijdens dagelijkse activiteiten. Dit artikel bespreekt de herkenning, behandeling en preventie van hamstringletsel, met praktische informatie voor huisartsen.

Wat is een hamstringblessure?

De hamstrings vormen een spiergroep aan de achterzijde van het bovenbeen, bestaande uit de musculus biceps femoris, semitendinosus en semimembranosus. Deze spieren zijn verantwoordelijk voor het buigen van de knie en het strekken van de heup. Een hamstringblessure ontstaat meestal acuut, vaak tijdens een sprint of andere explosieve beweging, en kenmerkt zich door een plotselinge, scherpe pijn in het bovenbeen.

Hoewel hamstringblessures veel voorkomen bij sporters, kunnen ze ook ontstaan bij dagelijkse handelingen zoals traplopen of het plotseling afremmen tijdens wandelen. Voor huisartsen is het belangrijk om onderscheid te maken tussen verschillende gradaties van letsel, passende diagnostiek toe te passen en waar nodig gericht te verwijzen voor verdere behandeling.

 

Oorzaken en risicofactoren

Oorzaken van letsel

De meeste hamstringblessures ontstaan door plotselinge rek of overbelasting van de spiervezels. Dit kan optreden bij:

  • Sprinten of explosief versnellen
  • Plotseling stoppen of draaien tijdens sport
  • Overmatige rek tijdens bewegingen zoals spagaten of hoge trappen
  • Onverwachte bewegingen tijdens dagelijkse activiteiten

 

Risicofactoren

Verschillende factoren verhogen het risico op een hamstringblessure:

  • Onvoldoende warming-up
  • Eerdere hamstringklachten
  • Spiervermoeidheid
  • Verkorte of gespannen hamstrings
  • Disbalans tussen spiergroepen (zoals quadriceps en hamstrings)
  • Beenlengteverschil of bekkenasymmetrie

 

Klachten en klinisch beeld

Een patiënt met een hamstringblessure meldt vaak een acute, stekende pijn in het bovenbeen. De pijn wordt omschreven als een messteek of zweepslag. Andere symptomen:

  • Moeite met lopen of buigen van het been
  • Pijn bij aanspanning of rekken van de spier
  • Lokale zwelling of blauwe verkleuring na enkele dagen
  • Krampgevoel of stijfheid
  • Afhankelijk van de ernst van het letsel kan het gaan om:

 

Graad 0

Geen schade aan spiervezels; lichte gevoeligheid bij inspanning.

Graad 1

Lichte schade aan spiervezels; buigen kan onprettig zijn, dagelijkse activiteiten zijn doorgaans nog mogelijk.

Graad 2

Matige spierschade; duidelijke pijn bij bewegen, zwelling en verkleuring mogelijk.

Graad 3

Volledige scheur; hevige pijn, zwelling en functiebeperking. Mogelijk is lopen alleen met krukken mogelijk.

 

Diagnostiek in de huisartsenpraktijk

De anamnese speelt een centrale rol. Belangrijke vragen zijn:

  • Wanneer ontstonden de klachten?
  • Welke beweging werd gemaakt op het moment van pijn?
  • Is er eerder sprake geweest van soortgelijk letsel?

Bij lichamelijk onderzoek let de huisarts op:

  • Lokale drukpijn
  • Bewegingsbeperking
  • Zwelling of hematomen
  • Spierkrachttests en rekgevoeligheid

Indien de ernst onduidelijk is of er sprake is van recidiefklachten, kan aanvullend beeldvormend onderzoek (echografie of MRI) nodig zijn. Verwijzing naar een sportfysiotherapeut of sportarts is dan aangewezen.

 

Behandeling en herstel

Fase 1: Rust en pijnvermindering

In de eerste 48 uur:

  • Koelen met ijs gedurende 15 minuten, meerdere keren per dag
  • Aanleggen van een drukverband
  • Relatieve rust: bewegen mag binnen de pijngrens

Pijnstillers zoals paracetamol of NSAID’s kunnen ondersteunend zijn, mits afgestemd op de medische voorgeschiedenis.

 

Fase 2: Begeleide oefentherapie

Zodra de acute fase voorbij is, is het belangrijk om de belasting geleidelijk op te voeren onder begeleiding van een fysiotherapeut. De nadruk ligt op:

  • Herstel van spierkracht
  • Verbeteren van coördinatie
  • Balans tussen spiergroepen
  • Stabilisatie van heup en romp

 

Fase 3: Functionele opbouw

Pas wanneer wandelen, traplopen en lichte inspanning pijnvrij verlopen, mag gestart worden met sportspecifieke training. De fysiotherapeut stelt hiervoor een individueel belastingsschema op.

De terugkeer naar sport is afhankelijk van de ernst van het letsel en varieert van 3 weken tot 6 maanden. Een te snelle hervatting verhoogt het risico op recidief aanzienlijk.

 

Preventie van recidief

Herhaalde hamstringblessures komen vaak voor. Daarom is het belangrijk preventieve maatregelen te integreren in het herstelplan:

  • Regelmatige excentrische krachttraining (zoals Nordic hamstring-oefeningen)
  • Voldoende herstel tussen trainingen
  • Gerichte rekoefeningen voor de hamstring
  • Herstellen van spierbalans en motorische coördinatie
  • Optimaliseren van looppatroon en sporttechniek

 

Wanneer verwijzen?

Verwijzing naar een sportarts of sportfysiotherapeut is aangewezen bij:

  • Twijfel over de ernst van het letsel
  • Langdurige of terugkerende klachten
  • Volledige spierscheur (graad 3)
  • Behoefte aan echografisch of MRI-onderzoek
  • Onvoldoende herstel na initiële behandeling

 

Veelgestelde vragen

1. Wanneer is beeldvormend onderzoek bij een hamstringblessure nodig?

Beeldvorming, zoals echografie of MRI, wordt overwogen bij vermoeden van een volledige spierscheur, langdurige klachten (>6 weken) of bij terugkerende blessures. Dit helpt bij het inschatten van de omvang van het letsel en het bepalen van het behandeltraject.

2. Kan ik direct doorverwijzen naar de sportfysiotherapeut, of is een consult bij de sportarts eerst nodig?

Bij milde tot matige hamstringblessures (graad 1–2) kan direct verwezen worden naar een (sport)fysiotherapeut. Bij verdenking op ernstige letsels of indien multidisciplinaire begeleiding gewenst is, kan een consult bij een sportarts via verwijsbrief van de huisarts zinvol zijn.

3. Hoe beoordeel ik of een patiënt veilig kan terugkeren naar sportactiviteiten?

Terugkeer naar sport is pas verantwoord als de patiënt pijnvrij is bij dagelijkse én sportspecifieke bewegingen. Kracht, coördinatie, sprintvermogen en explosiviteit moeten hersteld zijn. Dit wordt doorgaans beoordeeld door de fysiotherapeut aan de hand van functionele testen.