De NHG-richtlijn voor dementie geeft handvatten voor het herkennen, diagnosticeren en behandelen van dementie in de huisartsenpraktijk. Dementie komt veelal voor bij ouderen, maar kan ook op jongere leeftijd voorkomen. Het is belangrijk om signalen vroegtijdig te herkennen en in samenwerking met andere zorgverleners de juiste zorg te bieden.
Diagnostisch proces
Het diagnostische proces van dementie in de huisartsenpraktijk bestaat uit drie belangrijke stappen:
Stap 1: Signaleren
Veelvoorkomende signalen van dementie zijn geheugenproblemen, gedragsveranderingen en cognitieve stoornissen. Specifieke aandacht is vereist voor minder voor de hand liggende symptomen zoals valneigingen, gewichtsveranderingen, angst of apathie. Bij jongere patiënten (<65 jaar) staan vaak gedragsveranderingen, zoals problemen op het werk of in het gezin, op de voorgrond.
Stap 2: Diagnostiek
Bespreek bij milde cognitieve klachten met de patiënt en diens naasten de voor- en nadelen van verdere dementiediagnostiek. De huisarts kan veelal zelf de diagnose stellen, eventueel met ondersteuning van de praktijkondersteuner of verpleegkundige. Gebruik diagnostische instrumenten zoals de Mini-Mental State Examination (MMSE) of de Kloktekentest, maar overweeg bij laaggeletterden de Rowland Universal Dementia Assessment Scale (RUDAS).
Laboratoriumonderzoek en beeldvorming zijn over het algemeen niet noodzakelijk tenzij er aanwijzingen zijn voor een andere onderliggende oorzaak.
Stap 3: Inventarisatie zorgbehoefte
Inventariseer de zorgbehoefte van zowel de patiënt als de mantelzorger. Overweeg hierbij factoren als behoefte aan huishoudelijke hulp, persoonlijke verzorging, veiligheid in huis en eventuele aanpassingen. Besteed bijzondere aandacht aan de belasting van de mantelzorger, vooral als deze van niet-westerse achtergrond is, omdat zij minder snel om hulp vragen.
Behandeling en advies
Cholinesteraseremmers en memantine zijn weinig effectief en worden niet aanbevolen voor behandeling door de huisarts. Bij probleemgedrag staan niet-medicamenteuze interventies voorop. Overweeg hierbij het consulteren van een specialist ouderengeneeskunde of een ouderenpsychiater. Het tijdig bespreken van Advance Care Planning (ACP) met patiënten kan helpen bij het anticiperen op toekomstige zorgbehoeften.
FAQ
1. Hoe stel ik de diagnose dementie?
De diagnose dementie wordt gesteld op basis van anamnese, heteroanamnese, en objectieve tests zoals de MMSE en Kloktekentest. De diagnose vereist cognitieve beperkingen in ten minste twee domeinen die interfereren met het dagelijks functioneren.
2. Wanneer verwijs ik een patiënt door voor verder onderzoek?
Verwijs bij aanwijzingen voor een bijzondere vorm van dementie, zoals frontotemporale dementie of Lewy-body-dementie, of als de patiënt jonger is dan 65 jaar.
3. Moet ik standaard beeldvormend onderzoek aanvragen?
Nee, routinematig beeldvormend onderzoek wordt niet aanbevolen, tenzij er sterke aanwijzingen zijn voor een andere oorzaak dan dementie.
4. Welke rol speelt de mantelzorger in de zorg voor de patiënt?
Mantelzorgers spelen een cruciale rol. Het is belangrijk hun draagkracht te evalueren en tijdig ondersteuning aan te bieden om overbelasting te voorkomen. Vraag naar de ‘volhoudtijd’ om inzicht te krijgen in hun belasting.
5. Hoe ga ik om met een patiënt zonder hulpvraag, maar met duidelijke signalen van dementie?
Bespreek de voor- en nadelen van diagnostiek met de naasten en probeer samen met hen de zorgbehoefte te inventariseren, ook als de patiënt zelf geen hulpvraag heeft.