De voorzitter van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en hoogleraar aan het Amsterdam UMC spreekt de komende tijd op de masterclass de Dokter en Werkgeluk. Onderwerpen die veel raakvlakken hebben en veel zeggen over de ontwikkeling van het vak van medisch zorgprofessionals, nu en in de toekomst.
Balans
“De dokter van nu is al een andere dan die van tien jaar geleden, en vindt andere dingen belangrijk”, zegt Levi. “De tijdgeest is ook veranderd, er zijn andere normen en waarden. Kijk naar een onderwerp als de balans tussen werk en privé. Daar wordt nu op een heel ander manier over gedacht en gesproken. Vroeger kwam het werk op nummer één. Nu denken mensen vaker: ik vind mijn werk superleuk, maar ik wil ook graag andere dingen in mijn leven hebben. Wat wel hetzelfde blijft is dat dokters nog altijd enorm voor hun patiënt gaan.” Voor het werkgeluk van de moderne zorgprofessional is balans een belangrijk woord, stelt Levi. “Ik noemde al de balans tussen werk en privé. Mensen willen graag ook tijd kunnen besteden aan hun gezin, hun sociale leven, aan hun sport. Persoonlijk vind ik dat ook oké. Je wordt er een completer mens van.”
Collega’s
Volgens Levi verandert niet alleen de dokter, maar ook het vak. “Vroeger was het meer solistisch, terwijl het werk nu veel meer in teamverband plaatsvindt. Daarbij zijn ook de collega’s uit andere disciplines belangrijk. Dat vraagt om andere vaardigheden. Je kan tegenwoordig geen arts zijn als je niet kunt samenwerken. En digitale vaardigheden zijn, vanzelfsprekend, belangrijker geworden.” De mensen die je om je heen hebt zijn ook erg belangrijk voor het werkplezier. “Het team is de hoeksteen van een plezierige werkomgeving”, zegt Levi hierover. “Het is fijn om leuke collega’s te hebben, waar je blij van wordt als je ze ’s ochtends weer ziet. Maar het is ook belangrijk als het even tegenzit. Juist dan kun je veel aan je collega’s hebben, als je het met ze kunt bespreken. Dat maakt enorm veel uit voor het werkgeluk.”
Administratie
Als het gaat over dingen die mensen in de zorg het werkgeluk ontnemen, gaat het gesprek vaak al snel over administratieve lasten. Daar spelen volgens Levi verschillende dingen mee. “Ik hoor veel gemopper over administratie. Maar een groot deel daarvan is statussen bijhouden, medicatie en de medische informatie van je patiënt bijhouden. Dat is gewoon je werk, daar moet je niet zo over zeuren. Administratie is een soort scheldwoord geworden, maar het operatieverslag maken is simpelweg onderdeel van het vak. Wel is het zo dat mensen die sneller zijn op de computer er minder tijd aan kwijt zijn. Daarnaast zijn er klusjes waarvan je denkt: waarom moet ík dat doen met mijn twaalfjarige studie. Tot slot is er ook zinloos werk waarvan je je echt kunt afvragen: wie wordt er beter van? Je zet een vinkje en dat verdwijnt ergens’, zegt Levi. “Als je mensen het werkplezier wil ontnemen, moet je dat vooral doen.”
Gezeur
Binnen organisaties zijn het vaak de kleine irritaties die zorgmedewerkers opbreken. “De kleine irritaties die maar niet overgaan”, specificeert Levi. “Elke week hetzelfde gezeur. Op een gegeven moment heb je er genoeg van. Als je ziet dat je iets niet zelf kunt oplossen en dat het ook niet voor je opgelost wordt, dan raakt je dat. Het geeft het gevoel dat je niet wordt gehoord en niet wordt gewaardeerd. Iedereen wil waardering. Als er niet naar jou wordt geluisterd, voel je je als een pion.
Als het gaat over wat zorgmedewerkers willen, is dat echt niet alleen honorering. Het gaat ook over het gevoel ertoe te doen en dus gefaciliteerd te worden in je werk. Iedereen snapt dat er wel eens dingen niet goed lopen. Daar bouw je tolerantie voor op. Maar door die blijvende irritaties en het gevoel er niet toe te doen, gaat je motivatie eraan.”
Leercurve
Zorgorganisaties kunnen op de behoefte van medewerkers inspelen door oog te hebben voor hun ontwikkeling. “Vroeger zetten we mensen ergens neer en verwachtten dat ze daar 40 jaar zouden blijven zitten. De huidige generatie denkt daar heel anders over. De meeste mensen denken na over hun eigen ontwikkeling: ga ik ergens heen?”
De huidige generatie heeft volgens Levi meer behoefte aan variatie in het werk. “En het is prima als mensen daarbij van baan of van werkgever wisselen, of het werk niet meer fulltime of op één plek willen doen. Variatie is gewoon belangrijk. Maar het is doodzonde als mensen helemaal stoppen met de zorg.” Om dat laatste te voorkomen moeten zorgorganisaties oog hebben voor de leerbehoefte van hun medewerkers. “Daarin bestaan wel verschillen tussen zorgorganisaties. Er zijn plekken waar dat niet goed gebeurt. Veel mensen hebben behoefte aan tastbare zelfontwikkeling. Rouleren van de ene naar de afdeling, dat is te makkelijk. De leercurve mag best wat steiler.”
Cultuur
Levi kent naast de zorg in Nederland ook die in Italië en het Verenigd Koninkrijk van dichtbij. Hij ziet daarbij slechts minimale cultuurverschillen. “Daarentegen zie je dat er grote cultuurverschillen kunnen zijn tussen de ziekenhuizen”, zegt hij. “Het is mensenwerk. Je ziet dat in groepen mensen een bepaalde chemie kan ontstaan. Als je twee mensen in zo’n groep vervangt, kan het helemaal omslaan. Groepsdynamiek kan heel heftig zijn.”
Om de sfeer in een groep te verbeteren hoeven er niet altijd mensen uit. “Dat is een uiterste maatregel waarop je niet hoopt uit te komen. Vaak moet je het toch met elkaar blijven doen en dan is het belangrijk om een aantal grondregels met elkaar te formuleren.” Het is aan de leidinggevende om ergens een grens te trekken, vindt Levi. “In mijn bestuursperiode bij het AMC zei ik: we kunnen over alles met elkaar discussiëren, maar we maken geen ruzie. Mensen nemen dat over. Als iemand dan wel ruzie maakt, wordt diegene daarop aangesproken: “hoho, zo doen we dat hier niet”. Aan de ander kant: mensen doen wel eens dingen fout. De beste manier om ze daarop te wijzen, is vragen: weet je wel zeker dat dit de juiste beslissing was. Je laat de ruimte aan de ander om er een eigen antwoord op te geven. Woorden doen er echt toe.”