Huisarts en seksuoloog Pieter Barnhoorn pleit al jaren voor meer menselijkheid in de spreekkamer. "Er heerst nog steeds het misverstand dat een arts slim zou moeten zijn. Nee, je moet het appèl achter iemands verzoek kunnen horen."
Nederland kent een Denker des Vaderlands en een Dichter des Vaderlands; titeldragers dienen de maatschappij door inzichtelijke reflecties van de tijdsgeest te delen. In dat licht zou het niet gek zijn om een Arts des Vaderlands in te stellen. Iemand die beschouwingen over het ambt en ethische kwesties deelt om zo collega’s te inspireren en aan te zetten tot reflectie.
Als kandidaat zou huisarts Pieter Barnhoorn niet misstaan. Hij onderzoekt in verschillende functies wat professionaliteit in de zorg betekent en wat een goede arts maakt. Naast zijn beroep als huisarts en seksuoloog, is hij voorzitter van de Commissie Professionaliteit in het LUMC en van de werkgroep Professionaliteit van de Nederlandse Vereniging voor Medisch Onderwijs (NVMO), promoveert hij binnenkort op het onderwerp professionele identiteitsvorming en was hij een van de redacteuren van het onlangs verschenen boek Professionaliteit in de Zorg, waar hij zelf het hoofdstuk ‘Is er een dokter in de zaal?’ voor schreef. Daarin reflecteert Barnhoorn over de reikwijdte van de artseneed.
Je schrijft: ‘De grens tussen dokter en Messias is flinterdun.’ Leg uit.
“Als ik aan eerstejaars vraag waarom ze voor geneeskunde hebben gekozen, dan hoor ik vaak dat ze mensen willen helpen. We hopen stiekem toch op het moment dat er iemand neervalt, de paniek uitbreekt en dat dan die ene vraag wordt gesteld: Is er een dokter in de zaal?! En dat je dan langzaam opstaat en de redder mag uithangen. Helemaal voor beginnend artsen voelt zo’n moment heel fijn. Begrijpelijk, alleen zijn er voor dokters in het wild de nodige valkuilen. Als je daar van tevoren over nadenkt, kun je een hoop gedoe voorkomen.”
Een van de dilemma’s die jij omschrijft zijn bekenden die te pas en te onpas om advies vragen. Jij adviseert artsen hierin terughoudend te handelen. Waarom?
“Een simpel voorbeeld: op een verjaardag vraagt een bekende aan mij of ik naar een plekje op zijn hand wil kijken. Tijdens een consult kijk ik niet alleen naar een plekje, maar doe ik een anamnese en onderzoek ik het hele lichaam als dat nodig is. Dat kan ik niet doen op een verjaardag, noch kan ik een dossier opbouwen. Ik zou als halve dokter handelen. Dat betekent dat ik het ook fout kan doen. Het is veel beter om zo’n plekje door je eigen huisarts te laten onderzoeken. Een collega had een geweldige respons toen hem weer eens om advies werd gevraagd tijdens een feestje. Hij zei: “Oh ja, uitstekend. Kleed je daar in de hoek maar even om en dan kom ik zo kijken.”
Hoe ga jij thuis om met je rol als huisarts?
“Bij je partner of kinderen kun je je dokter zijn niet uitschakelen. Tegelijkertijd blijft het per situatie zoeken naar wat het juiste is. Zo trapte ik bij mijn eigen kinderen toen ze nog klein waren, in de valkuil om te laat hulp in te schakelen. Ik was toch bang dat ik te snel of misschien zelfs onterecht bij mijn collega’s zou aankloppen. Daardoor had ik pas na een dag door dat mijn zoon een blindedarmontsteking had. Daar leer je van.”
“Mijn eigen ouders die in de tachtig zijn, houd ik goed in de gaten en help ik waar kan. Ik vind dat ze best mogen profiteren van een zoon die huisarts is. Bijvoorbeeld door een uroloog te bellen zodat ik de situatie snap en deze weer begrijpelijk aan mijn vader kan uitleggen. Maar als mijn broer en zus vragen of ik een alarmbel voor onze ouders wil regelen, dan zeg ik dat dit via hun eigen huisarts moet gaan, zodat die op de hoogte is.”
Hoe bepaal je dan wanneer je wel en niet in het wild moet dokteren?
“De vraag die hierbij kan helpen is: Hoe kun je goed dokter zijn? Dat is voor mij ook de definitie van professionaliteit. Je kunt hier geen formule op toepassen, want iedere situatie zal een ander antwoord opleveren. Soms ben je zelfs de beste dokter door te zeggen dat jij niet de beste dokter bent voor een patiënt. Daarom is het zo belangrijk om op deze vraag te blijven reflecteren.”
Sommige artsen helpen te veel buiten de spreekkamer, sommigen te weinig. Je haalt in Professionaliteit in de Zorg een voorbeeld aan van een internist die tijdens zijn vakantie in Nepal weigert naar een -misschien- gebroken pols van een vrouw te kijken. Zijn redenatie: ik heb geen verstand van botten. Dat levert hem een waarschuwing van de tuchtrechter op. Wat vind jij hiervan?
“De les is: je hebt een eed afgelegd. Dat betekent dat je altijd dokter bent, ook op vakantie. Je hebt een sociaal contract met de maatschappij gesloten die tonnen in jou heeft geïnvesteerd. Daar staan heel veel mooie dingen tegenover. Maar dus ook: altijd kijken wat er aan de hand is, ook al heb je er geen verstand van. Ik vind het jammer dat artsen zich steeds vaker verschuilen achter specialismes. Iedereen heeft die eerste zes jaar doorgelopen. Deze internist had op zijn minst mee kunnen meedenken met deze vrouw over waar ze wél terecht had gekund. Wat ook interessant is aan dit verhaal: de patiënt vertelde dat ze waarschijnlijk geen klacht had ingediend als de internist even zijn excuses had aangeboden. Dat had voor haar zoveel uitgemaakt. Artsen wordt vaak verweten dat ze arrogant zijn. Als je kijkt naar hoeveel moeite ze hebben met sorry zeggen, dan klopt dat wel.”
Waarom denk je dat artsen gemiddeld meer moeite hebben met excuses aanbieden?
“Een goede arts is eerst mens en dán dokter. Toch blijft er een hardnekkig misverstand bestaan onder artsen dat ze altijd alles moeten weten. Dat dit hoort bij hun rol als dokter. Als je sorry zegt, erken je dat je een fout hebt gemaakt. Dat past niet binnen het beeld van de alwetende redder in de witte wapperende jas die meteen weet wat er aan de hand is. Ook zou je door een fout toe te geven, gelijk een rechtszaak aan je broek hebben hangen. Dat is natuurlijk allemaal kolder. Je zet juist kwaad bloed door geen sorry te zeggen. Als ik mijn auto laat maken, en daar gaat later iets mis mee, dan zegt mijn monteur “sorry”. Zo houden we het vol met elkaar. Waarom zou voor artsen een andere norm gelden? Als iemand niet tevreden is over een consult, dan zeg ik: “Dat spijt me. Wat is er misgegaan?” Dat geeft zoveel meer lucht in de arts-patiënt relatie. Wat hierin helpt, zijn goede rolmodellen tijdens de opleiding: docenten die durven te praten over de fouten die ze hebben gemaakt en hoe ze de relatie met de patiënt weer probeerden te herstellen.”
Sinds 2009 ben je betrokken bij de Commissie Professionaliteit, een commissie die geneeskunde studenten remedieert met wie het (tijdelijk) niet goed gaat en/of onprofessioneel gedrag vertonen. Wat is het belangrijkste dat je in al die jaren hebt geleerd?
“Dat we menselijke dokters nodig hebben. Een van de meest hardnekkige misverstanden is dat je dokter moet worden als je slim bent. Nee, dan moet je iets moeilijks doen. Ik zie regelmatig studenten die hoge cijfers halen, maar intermenselijke vaardigheden missen. Die zou ik mijn moeder nooit laten behandelen. Als je achter het verzoek van een patiënt het echte appèl niet kunt horen, wordt dan alsjeblieft geen dokter. Dan doe je jezelf en je toekomstige patiënten tekort. Daarom pleit ik voor het loslaten van de cijfernormering om geneeskunde te mogen studeren. Iedereen die VWO heeft gedaan, is in staat de studie Geneeskunde door te lopen als je maar genoeg tijd erin steekt. Maar niet iedereen is intermenselijk goed. Als we meer op sociale vaardigheden zouden selecteren- vooraf, maar vooral tijdens de studie- krijgen we betere artsen.”
Pieter Barnhoorn spreekt op 9 september 2022 tijdens de Masterclass de Dokter en Werkgeluk over professionaliteit in de gezondheidszorg