Zowel omgevingsfactoren (chronische zonexpositie, late complicatie van radiotherapie), als erfelijke factoren (naevoïd basaalcarcinoomsyndroom, xeroderma pigmentosum, albinisme) spelen een rol in de pathogenese van het BCC.
In meer dan 60% van de gevallen is het onderooglid aangetast (figuur). Daarnaast wordt het BCC in volgorde van afnemende frequentie gezien aan de mediale canthus (ooghoek), het bovenooglid en de laterale canthus. Het gezwel presenteert zich meestal als een nodulaire tumor (60%) op de lidrand met het karakteristieke beeld van een vast-elastische verheven laesie met een parelmoeraspect en teleangiëctasieën. Deze laesies zijn goed omschreven, in tegenstelling tot de sprieterig groeiende en multicentrische vormen van het basaalcelcarcinoom.
Een incisiebiopt gevolgd door histopathologisch onderzoek geeft zekerheid over de diagnose en het subtype BCC. De prognose is afhankelijk van de grootte van de tumor, de anatomische lokalisatie en het groeipatroon. BCC’s metastaseren zeer zelden, maar zijn berucht om de lokale doorgroei, waarbij uitgebreide weefseldestructie kan optreden. Vooral de sprieterig groeiende laesies in de mediale ooghoek vertonen nogal eens intraorbitale doorgroei. BCC kan uiteindelijk tot de dood leiden bij uitbreiding in het centrale zenuwstelsel.
Perioculaire BCC’s worden bij voorkeur chirurgisch behandeld. Door goed histologisch onderzoek van de randen kunnen de tumoren radicaal worden verwijderd. Dit is vooral belangrijk bij het sprieterig groeiend BCC. Peroperatief vriescoupeonderzoek kan direct uitsluitsel geven over de radicaliteit van de ingreep, zodat onmiddellijk begonnen kan worden met de reconstructie van het ooglid. Bij een irradicale excisie van het BCC wordt re-excisie van de laesie geadviseerd. Bij 14% van de irradicaal geëxcideerde tumoren wordt een spontane regressie gezien. Wanneer minder dan een derde van het ooglid is aangetast, kan het ooglid vaak primair worden gesloten. Indien het gezwel groter is, is uitgebreide reconstructieve chirurgie noodzakelijk. Is excisie niet mogelijk, dan kan bestraling of cryotherapie worden toegepast. Bestraling en cryotherapie zijn weefselsparend, maar minder effectief dan nauwkeurige chirurgische resectie en kunnen tot depigmentatie van de huid en verlies van oogwimpers leiden. Cryotherapie wordt afgeraden bij tumoren groter dan 1 cm en bij tumoren die gelokaliseerd zijn op de embryonale sluitlijnen.
Kernpunt
|
Uit: Leerboek oncologie, hoofdstuk 31, Tumoren van de oogleden, ogen en orbitaBeeld: © freshidea / Fotolia