Post-COVID-syndroom: een complexe uitdaging in de huisartsenpraktijk
Steeds meer mensen blijven maanden na een doorgemaakte COVID-19-infectie klachten houden. Deze groep, ook wel aangeduid als patiënten met post-COVID-syndroom (PCS), ervaart vaak symptomen zoals ernstige vermoeidheid, cognitieve beperkingen (“brainfog”), postexertionele malaise (PEM), sensorische overprikkeling en dysautonomie. Huisartsen staan voor de uitdaging om passende zorg te bieden aan een groeiende groep patiënten, ondanks het gebrek aan bewezen farmacologische behandelopties.
Lage dosis naltrexon: van verslavingszorg naar post-COVID-klachten
Wat is lage dosis naltrexon?
Naltrexon is in hoge dosering (25 mg en hoger) geregistreerd voor de behandeling van alcohol- en opioïdeverslaving. In lage dosering (1 tot 4,5 mg per dag) wordt het echter off-label ingezet bij aandoeningen zoals ME/CVS en nu ook bij post-COVID-syndroom.
Hypothese en toepassing bij PCS
De hypothese is dat een lage dosering naltrexon een ontstekingsremmende werking heeft en pijnklachten kan verlichten. Er lopen momenteel gerandomiseerde onderzoeken, waaronder een Canadese studie met een dubbelblinde opzet. In afwachting van de resultaten passen post-COVID-klinieken in Nederland het middel al toe bij geselecteerde patiënten, voornamelijk bij PEM. Huisartsen ontvangen steeds vaker vragen hierover van patiënten en specialisten.
Praktische toepassing in de huisartsenpraktijk
Opbouwschema
Een laagdrempelig opbouwschema circuleert inmiddels onder patiënten en wordt meegegeven door post-COVID-klinieken. Het voorschrijven van naltrexon vereist uitsluiting van contra-indicaties zoals gelijktijdig gebruik van opioïden. Startdoseringen liggen meestal rond 1 mg per dag, met langzame titratie tot maximaal 4,5 mg.
Overwegingen voor de huisarts
Huisartsen die overwegen lage dosis naltrexon voor te schrijven, doen er goed aan zich te verdiepen in de ervaringen van post-COVID-klinieken, het beschikbare opbouwschema en de patiëntgeschiedenis. Volgens huisarts Jojanneke Kant is het middel met zorg en kennis van zaken veilig inzetbaar bij patiënten zonder contra-indicaties.
SSRI’s bij post-COVID-syndroom: niet alleen voor stemming
Achtergrond
Selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI’s) worden traditioneel voorgeschreven bij depressieve stoornissen en angststoornissen. Recente inzichten suggereren echter dat SSRI’s mogelijk een rol spelen bij het verminderen van neurologische en neuropsychiatrische klachten bij PCS, waaronder brainfog, overprikkeling en vermoeidheid.
Onderzoek en bevindingen
In een studie onder 95 PCS-patiënten bleek dat tweederde een duidelijke verbetering van klachten ervaarde na behandeling met een SSRI. Klachten zoals sensorische overprikkeling en PEM namen sterk af. De meest gebruikte middelen waren fluvoxamine, citalopram, escitalopram en fluoxetine—allen SSRI’s met extra werkingsmechanismen zoals ontstekingsremming via de sigma1-receptor.
Belangrijke aandachtspunten bij SSRI-voorschrift
Dosering en titratie
Een veelvoorkomend probleem in de praktijk is dat SSRI’s te snel en te hoog worden opgebouwd. Dit verhoogt het risico op bijwerkingen, vooral bij PCS-patiënten die vaak gevoeliger reageren. Het advies is daarom te starten met een lage dosering en zeer geleidelijk te titreren.
Farmacogenetisch profiel
Omdat patiënten SSRI’s op verschillende snelheden afbreken, kan het zinvol zijn vooraf een farmacogenetisch profiel op te laten stellen. Dit voorkomt zowel onder- als overdosering en verkleint de kans op teleurstellende behandelresultaten.
Begeleiding, anamnese en follow-up
Een zorgvuldige anamnese is essentieel, met aandacht voor medicijngebruik (inclusief interacties), de aanwezigheid van PEM, slaapproblemen en andere klachten die kunnen wijzen op dysautonomie of neuro-inflammatie. Daarnaast is het belangrijk om patiënten goed te informeren over de aard van de behandeling en de verwachte tijd tot effect. Een SSRI werkt in dit geval niet primair op stemming, maar mogelijk op ontregeling van neurotransmittersystemen en het immuunsysteem.
Aanvullende niet-medicamenteuze adviezen
Naast medicamenteuze interventies zijn leefstijladviezen relevant. Denk hierbij aan pacing bij PEM, vocht- en zoutinname bij POTS en cognitieve ondersteuning bij brainfog. Samenwerking met fysiotherapeut, ergotherapeut en psycholoog kan aanvullend ingezet worden.
De rol van beroepsverenigingen en vervolgonderzoek
Zowel voorschrijvende huisartsen als patiënten hebben baat bij heldere richtlijnen vanuit beroepsorganisaties zoals het NHG. Tot die tijd blijven praktijkervaringen, goed gedocumenteerde casuïstiek en kleinschalig onderzoek van groot belang. Een randomised controlled trial naar SSRI’s en lage dosis naltrexon bij PCS is wenselijk om de werkzaamheid verder te onderbouwen.
Veelgestelde vragen
1. Wanneer kan ik overwegen om naltrexon in lage dosering voor te schrijven?
Bij patiënten met post-COVID-syndroom en postexertionele malaise die onvoldoende baat hebben bij niet-medicamenteuze interventies, kan naltrexon in lage dosering overwogen worden. Belangrijk is vooraf contra-indicaties zoals gebruik van opioïden uit te sluiten.
2. Hoe bepaal ik of een SSRI geschikt is voor mijn PCS-patiënt?
Een SSRI kan overwogen worden bij klachten als brainfog, vermoeidheid, PEM of sensorische overprikkeling. Start altijd laag, bouw langzaam op en overweeg een farmacogenetisch profiel. Let op: het doel is niet stemming, maar verlichting van PCS-klachten.
3. Wat kan ik doen als een patiënt niet reageert of bijwerkingen ervaart?
Bij onvoldoende effect kan een overstap naar een ander SSRI overwogen worden. Ook kan gekeken worden naar alternatieven zoals SNRI’s of aanvullende niet-farmacologische ondersteuning. Bij bijwerkingen: stop tijdelijk, verlaag de dosis of kies een ander middel.